Het belastingreglement op leegstaande woningen en gebouwen loopt ten einde op 31 december 2025 en dient vernieuwd te worden. Volgende zaken werden hierbij aangepast:
Gelet op de financiële toestand van het lokaal bestuur en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven;
Overwegende dat leegstand vaak de voorbode is van verwaarlozing en verkrotting, en soms zelfs van de verloedering van een straat of buurt;
Overwegende dat langdurige leegstand, zeker in buurten waar veel leegstand voorkomt, het onveiligheidsgevoel kan doen toenemen. Bewoonde woningen en gebruikte gebouwen zorgen voor een levendigere omgeving, voor meer sociale controle en een groter veiligheidsgevoel;
Overwegende dat leegstaande woningen en gebouwen makkelijker het mikpunt zijn van vandalisme, krakers en soms ook worden gebruikt als schuilplaats voor illegale of criminele activiteiten;
Overwegende dat woningen die zonder reden leegstaan, bijdragen aan de schaarste aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen en drijven huur- en verkoopprijzen op. Tegelijkertijd is er een grote groep in de samenleving die moeilijk aan een goede betaalbare woning geraakt;
Overwegende dat sommige eigenaars woningen en gebouwen laten leegstaan om speculatieve redenen, in de hoop op hogere prijzen in de toekomst. Zij dragen echter niet bij aan de kosten die leegstand met zich meebrengt;
Overwegende dat leegstaande woningen en gebouwen het ruimtebeslag verhogen, terwijl de ecologische en maatschappelijke druk steeds groter wordt om hier zuinig mee om te gaan;
Overwegende dat leegstand één van de meest hinderlijke elementen in het straatbeeld van een handels- en/of stadskern en omliggende straten vormt. Het beïnvloedt op negatieve wijze de aantrekkelijkheid van een gemeente doordat een desolate indruk wordt gecreëerd. De aantrekkingskracht van een gemeente wordt mede bepaald door het pakket aan voorzieningen inzake detailhandel en horeca, alsook de kwaliteit ervan;
Overwegende dat langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet worden voorkomen en bestreden omdat leegstaande woningen en gebouwen leiden tot meer opdrachten voor de gemeenten;
Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand ook als dusdanig gebruikt wordt omdat leegstand leidt tot verloedering wat extra taken met zich meebrengt voor de gemeente;
Overwegende dat de vrijstellingen van belasting die in dit reglement zijn opgenomen het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente. De motivering van deze vrijstellingen, is vaak zeer logisch en blijkt meestal uit de formulering van de vrijstelling zelf. Vaak gaat het om situaties waarin een zakelijk gerechtigde of het object (woning of gebouw) zich bevinden, waarbij niet redelijkerwijze kan worden verwacht dat er dadelijk een einde aan de leegstand kan worden gesteld: bijvoorbeeld bij verblijf in een psychiatrische instelling of ouderenvoorziening, bij beperking van de handelingsbekwaamheid, bij allerlei vormen van onteigening, bescherming als monument, stads-of dorpsgezicht, beschadiging door plotse ramp, verzegeling. Verder zijn er ook de situaties waarbij men aan de betrokken belastingplichtige de kans wenst te geven om binnen een redelijke termijn de nodige acties te ondernemen om een einde te stellen aan de leegstand: bijvoorbeeld bij de overdracht van het pand, bij de uitvoering van al dan niet vergunningplichtige werken, de indiening van een restauratiepremie-dossier, de verkrijging van 5 of meer woningen met het oog op gelijktijdige sloop, verbouwing of renovatie. Bij sociale woningen dienen de betrokken eigenaars vaak te wachten op subsidies of totdat alle woningen van een project tegelijkertijd kunnen worden gerenoveerd. Bovendien zou het niet redelijk zijn dat de gemeente zichzelf of haar eigen OCMW zou gaan belasten.
De artikelen 41, 162 en 170, ยง4 van de Grondwet;
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en meer bepaald de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335, inclusief latere wijzigingen;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
De Vlaamse Codex Wonen van 2021;
Het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021;
§1. Er wordt met ingang van 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031 ten behoeve van de gemeente, een jaarlijkse belasting geheven op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 2.
§2 De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister, dit wil zeggen 12 maanden na datum van de administratieve akte
Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Voor de toepassing van dit reglement wordt het volgende verstaan onder:
1° administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid die (OF het intergemeentelijk samenwerkingsverband dat) door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister;
2° beroepsinstantie: het college van burgemeester en schepenen OF het beslissingsorgaan van het intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;
3° beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
4° gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, behalve bedrijfsgebouwen op een verzameling van percelen kleiner dan 5 are en bedrijfsgebouwen waarin de woning van de eigenaar een niet-afsplitsbaar onderdeel uitmaakt en dat nog effectief wordt benut als verblijfplaats, vermeld in artikel 2, 1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
5° woning: een goed, vermeld in artikel 1.3., 66° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
6° leegstaand gebouw: gebouw dat beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §2, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane omgevingsvergunning of melding in de zin van art. 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten;
7° leegstaande woning: woning die beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §2 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie;
8° leegstandsregister: het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in art 2.9. van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
9° leegstand bij nieuwbouw: woning die beantwoordt aan de definitie in artikel 2.10., §3 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, namelijk een nieuw gebouw of een nieuwe woning wordt als een leegstaand gebouw of een leegstaande woning beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie;
10° opnamedatum: de datum waarop het gebouw of de woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt opgenomen;
11° verjaardag: het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt;
12° houder van het zakelijk recht: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
13° renovatienota: gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota die door het college van burgemeester en schepenen wordt goedgekeurd en waarin minstens volgende elementen zijn opgenomen:
De belastingplichtige is de houder van het zakelijk recht over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum.
Als er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
In geval van overlijden van de belastingplichtige wordt ingekohierd op naam van de overleden belastingplichtige voorafgegaan door het woord ‘Nalatenschap’.
In geval van onverdeeldheid van meerdere belastingplichtigen wordt ingekohierd hetzij op naam van alle belastingplichtigen, hetzij op naam van een of meer van de belastingplichtigen, gevolgd door de vermelding ‘en rechthebbenden’.
In geval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de volledige belastingschuld.
Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de volledige belastingschuld.
De belasting bedraagt:
De belasting wordt vermeerderd met 2.500 euro per bijkomende termijn van twaalf maanden dat het gebouw of de woning in het leegstandsregister staat.
De aldus bekomen maximum belasting bedraagt maximaal 4 keer het basistarief.
Het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning in het leegstandsregister staat, wordt opnieuw vanaf nul berekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning.
De tarieven vermeld in art. 5 worden jaarlijks aangepast aan de consumptieprijsindex (basis 2013). Ze worden op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van de maand september van het voorgaande jaar volgens de formule : (R x I)/i waarbij :
Het geïndexeerde bedrag kan nooit lager zijn dan het tarief zoals bepaald in art. 5.
Alle geïndexeerde bedragen worden naar beneden afgerond naar een veelvoud van 1 euro.
§1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden via beveiligde zending bij de gemeente. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling als vermeld in §3 of §4, dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.
§2. Een beroep tegen de beslissing over een aanvraag tot vrijstelling kan ingediend worden bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 9.
§3. Persoonsgebonden vrijstellingen
1° De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of in een zorgwoning, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling wordt voor 3 jaar vrijgesteld van de belasting. Deze vrijstelling gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de opname van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van opname van de belastingplichtige. Een attest van verblijf in de ouderenvoorziening of instelling of een melding van zorgwoning moet worden voorgelegd.
2° De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing wordt vrijgesteld van de belasting. Deze vrijstelling van maximum 3 jaar gaat in vanaf de inventarisatiedatum wanneer de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige plaatsvond vóór de inventarisatie of vanaf de datum van de beslissing over de handelingsbekwaamheid van de belastingplichtige. Een afschrift van de gerechtelijke beslissing moet worden voorgelegd;
3° De woningen of de gebouwen die een eigenaar om efficiëntieredenen in een groter sociaal project met meerdere tegelijk wil renoveren of herbouwen. De vrijstelling kan voor maximum 3 opeenvolgende jaren worden verkregen, op voorwaarde dat de houder van het zakelijk recht jaarlijks de vooruitgang aantoont in het project.
§4. Gebouwgebonden vrijstellingen
Een vrijstelling wordt verleend als het gebouw of de woning:
1° gerenoveerd wordt. Er kunnen twee gevallen van renovatie onderscheiden worden:
2° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
3° geen voorwerp meer kan uitmaken van een omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
4° beschermd is als monument, stads- of dorpsgezicht krachtens het decreet van 3 maart 1976 of opgenomen is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. De vrijstelling geldt voor een periode van twee jaar.
Voor de beschermde monumenten kan deze periode van vrijstelling worden verlengd indien er een restauratiepremiedossier wordt ingediend. De vrijstelling duurt tot drie jaar na het einde van de termijn van behandeling van het restauratiepremiedossier;
5° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
6° onmogelijk effectief gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure of omwille van een andere soortgelijke procedure, vb. bij de afhandeling van een verzekeringsonderzoek of geschil.
De vrijstelling gaat in
De nodige bewijsstukken van de gerechtelijke procedure moeten hierbij voorgelegd worden en de belastingplichtige moet spontaan de administratie op de hoogte houden over het verloop van de procedure.
Gerechtelijke procedures in het kader van huurgeschillen of geschillen waarvoor de bevoegde rechtbank geen verzegeling van de woning en/of gebouw heeft uitgesproken, geven geen aanleiding tot het verlenen van een vrijstelling van de belasting;
7° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van art. 3.30. van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
8° het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig art. 5.82. van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
9° in hoofdzaak gediend heeft voor de uitbating van een economische activiteit en waarvan de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit en houder van het zakelijk recht van het gebouw een gedeelte van het gebouw bewoont. Deze vrijstelling geldt zolang de vermelde voorwaarden zijn vervuld.
De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd. Het kohier wordt opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008.
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Dit reglement wordt afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 tot en met 288 van het Decreet Lokaal Bestuur en het wordt gepubliceerd op de gemeentelijke webtoepassing, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.