Het belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen loopt ten einde op 31 december 2025 en dient vernieuwd te worden. Volgende zaken werden hierbij aangepast:
Gelet op de financiële toestand van het lokaal bestuur en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven;
Gelet op de stedenbouwkundige verordening inzake parkeervoorzieningen bij meergezinswoningen;
Overwegende dat een belasting op de ontbrekende parkeerplaatsen dient ingevoerd te worden voor de gevallen waarin een bouwaanvrager of bouwheer niet wenst te voldoen of niet voldoet aan de stedenbouwkundige voorschriften in verband met de aanleg van parkeerplaatsen in het kader van de realisatie van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van stedenbouwkundige handelingen;
Overwegende dat deze belasting de bouwheren moet aansporen om de vereiste parkeerplaatsen te voorzien;
Overwegende dat het niet voorzien van de vereiste parkeerplaatsen aanleiding geeft tot een verhoogde parkeerdruk en dus een verhoogde vraag naar parkeerplaatsen op het openbaar domein;
Overwegende dat de realisatie van bijkomende parkeerplaatsen door de gemeente de nodige kosten met zich meebrengt.
De artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en meer bepaald de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335, inclusief latere wijzigingen;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Artikel 2.3.2, § 2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
Er wordt met ingang van 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031 ten behoeve van de gemeente een belasting gevestigd op het ontbreken van parkeerplaatsen bij het optrekken van meergezinswoningen, bij het uitvoeren van verbouwingswerken, evenals bij het wijzigen van de bestemming van parkeerplaatsen.
§1. De belastingplichtige is de houder of desgevallend de rechtsopvolgers van de houder van een stedenbouwkundige of omgevingsvergunning die:
a) op grond van deze vergunning niet kan voldoen aan de verplichting om één of meerdere parkeerplaatsen aan te leggen en een ontheffing verkrijgt van het College van Burgemeester en Schepenen voor één of meerdere parkeerplaatsen overeenkomstig de stedenbouwkundige verordening ter zake;
b) één of meer in zijn stedenbouwkundige of omgevingsvergunning begrepen en reeds aangelegde parkeerplaatsen, naderhand afschaft of zodanig wijzigt dat ze niet meer voldoen aan de stedenbouwkundige vergunning;
c) één of meer in zijn stedenbouwkundige of omgevingsvergunning begrepen parkeerplaatsen niet heeft aangelegd.
§ 2. De belasting is eveneens verschuldigd door de eigenaar indien de bestemming van de parkeerplaats(en) zodanig gewijzigd wordt dat niet meer voldaan wordt aan de stedenbouwkundige verordening.
De belasting wordt vastgesteld volgens het belastingtarief bepaald in de belastingverordening die van kracht was op het ogenblik van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning of het tijdstip van de wijziging dan wel afschaffing van de parkeerplaats zoals vermeld in art 2 b).
De belasting bedraagt:
De tarieven vermeld in art. 4 worden jaarlijks aangepast aan de consumptieprijsindex (basis 2013). Ze worden op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van de maand september van het voorgaande jaar volgens de formule : (R x I)/i waarbij :
Het geïndexeerde bedrag kan nooit lager zijn dan het tarief zoals bepaald in art. 4.
Alle geïndexeerde bedragen worden naar beneden afgerond naar een veelvoud van 1 euro.
§1. Voor de gevallen vermeld onder artikel 2 a) van dit reglement geldt de afgeleverde bouwvergunning als het vastgelegd aantal ontbrekende parkeerplaatsen waarvoor deze belasting verschuldigd is.
§2. Voor de gevallen vermeld onder art 2 b) en c) van dit reglement wordt bij een plaatsbezoek door een beëdigd ambtenaar vaststelling gedaan van de ontbrekende en/of geschrapte parkeerplaatsen in een proces verbaal. Dit PV heeft bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. De belastingplichtige wordt vijftien kalenderdagen vooraf per aangetekend schrijven uitgenodigd om bij voormelde vaststelling aanwezig te zijn.
De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd. Het kohier wordt opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008.
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Dit reglement wordt afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 tot en met 288 van het Decreet Lokaal Bestuur en het wordt gepubliceerd op de gemeentelijke webtoepassing, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.