Recente bezwaren met betrekking tot de belastingen op bedrijfsruimten en hinderlijke inrichtingen hebben aangetoond dat het noodzakelijk is deze reglementen op regelmatige basis te onderwerpen aan een herziening.
In deze herziening werden een aantal gehanteerde begrippen verder verduidelijkt aan de hand van een begrippenlijst in artikel 2.
Daarnaast werd ervoor geopteerd om de belasting op hinderlijke inrichtingen in te kantelen in de belasting op bedrijfsvestigingen door middel van een verhoging voor bedrijven uit VLAREM klasse 1 en 2.
Voor percelen waarop zowel woonruimte als bedrijfsruimte is voorzien, wordt de belastbare oppervlakte verlaagd met de oppervlakte van de woonruimte.
Overwegende dat het budgettair noodzakelijk is een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de gemeente in het algemeen te financieren (zowel de verplichte als de facultatieve uitgaven);
Overwegende dat het aangewezen is om de natuurlijke en de rechtspersonen die op het grondgebied van de gemeente een economische activiteit uitoefenen en gebruik maken van de gemeentelijke infrastructuur en de dienstverlening op het vlak van wegen, riolering, ruimtelijke ordening en milieubeleid, aan een gemeentebelasting te onderwerpen. Het gebruik en de belasting van de gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening brengt immers heel wat kosten met zich mee voor de gemeente opdat zij de veiligheid en duurzame ontwikkeling blijvend kan waarborgen;
Overwegende dat het redelijk voorkomt om te streven naar een billijke en evenwichtige verdeling van de belastingdruk, met inachtneming van ieders financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit;
Overwegende dat commerciële rechtspersonen in het algemeen een grotere invloed hebben op de gemeentelijke uitgaven en in het algemeen een grotere financiële draagkracht hebben dan de in de artikelen 180, 181 en 182 van het WIB bedoelde rechtspersonen en de verenigingen van mede-eigenaars, voor wie het winstbejag niet de belangrijkste bestaansreden is;
Dat het derhalve gepast is in een vrijstelling te voorzien voor de in de artikelen 180, 181 en 182 van het WIB bedoelde rechtspersonen en de verenigingen van mede-eigenaars, aangezien zij geen winstoogmerk nastreven, een bijzonder belang behelzen met hun activiteiten en een waardevol maatschappelijk karakter hebben;
Overwegende dat het niet billijk is om personen met een handicap of hun wettelijke vertegenwoordiger die een of meerdere persoonlijke assistenten tewerkstellen in het kader van een persoonlijk assistentiebudget of persoonsvolgend budget extra te belasten, hoewel zij een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen hebben als werkgever, waardoor het vanuit sociaal objectief verantwoord is in een vrijstelling te voorzien voor deze belastingplichtigen;
Overwegende dat ondernemingen in vereffening of faling waarvan de activiteit zich beperkt tot de vereffeningsverrichtingen, geen economische activiteit meer uitoefenen en zich reeds in een penibele financiële toestand bevinden waarbij een bijkomende belasting de afwikkeling van de vereffening/faling zou bemoeilijken, is het billijk dergelijke ondernemingen vrij te stellen van de heffing;
Overwegende dat de belasting op bedrijfsvestigingen tot doel heeft om alle bedrijven op het grondgebied van de gemeente te laten bijdragen;
Overwegende dat ten overstaan van hen het belastbaar voorwerp bestaat uit het hebben van een vestiging die op het grondgebied van de gemeente is gelegen en die door het bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden;
Overwegende dat de belastbare grondslag eenvoudig meetbaar en controleerbaar moet zijn en derhalve bestaat uit de totale bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt en die door de belastingplichtige voor de uitbating wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden;
Overwegende dat niet alleen de effectief gebruikte oppervlakten, maar ook deze die ter beschikking staan van de belastingplichtige om effectief gebruikt te worden, wanneer deze dit wenst, belastbaar zijn;
Overwegende dat het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur op adequate wijze toelaat om, bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid, de belasting vast te stellen;
Overwegende dat aangenomen kan worden dat de oppervlakte in redelijk verband staat met de invloed van de betrokken belastingplichtige op de gemeentelijke uitgaven, onder meer wat betreft de infrastructuur en de algemene dienstverlening, maar ook met hun financiële draagkracht en/of rentabiliteit;
Overwegende dat het oppervlaktecriterium als berekeningsbasis redelijk en objectief beschouwd wordt teneinde de algemene gemeentebelasting te berekenen;
Overwegende dat het heffen van minimumbelastingen gerechtvaardigd is door enerzijds de noodzaak om kosten voor de gemeentelijke dienstverlening en infrastructuur te dekken en anderzijds doordat de voorziene minimumbedragen binnen de draagkracht liggen van elke belastingplichtige;
Overwegende dat de belasting belastingplichtigen beoogt met verschillende toestanden en dat die verscheidenheid noodzakelijkerwijs moet worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een specifieke belastingregeling;
Overwegende dat verschillen in financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uitmaken voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering;
Overwegende dat agrarische bedrijven door hun aard de grond (bodem) als natuurlijk productiemiddel aanwenden en die in vergelijking met andere categorieën een lager rendement per vierkante meter oppervlakte hebben, een uitzonderlijke nood hebben aan grotere oppervlakten om een economisch leefbare (rendabele) exploitatie te kunnen realiseren. Het is verantwoord om voor deze categorieën aangepaste tarieven te voorzien;
Overwegende dat de tariefstructuur tegemoet komt aan de doelstelling van een evenwichtige spreiding in functie van de financiële draagkracht door voor deze categorieën van belastingplichtigen aangepaste tarieven te voorzien, die in overeenstemming kunnen worden beschouwd met hun financiële draagkracht;
Overwegende dat bij het bepalen van het tarief tevens rekening wordt gehouden met de klasse van hinderlijkheid, zodat bedrijven en beoefenaars van vrije beroepen die geen zware impact hebben op de directe omgeving en het milieu minder zwaar belast worden;
Overwegende dat de gemeente hiervoor de indelingslijst van de Vlaamse Regering (bijlage 1 bij VLAREM II) zal gebruiken, waarbij de aard en de ligging van de inrichting of activiteit alsook de gradatie van risico’s en de hinder die zij afstralen, bepalende factoren zijn bij het aanwijzen van de klasse ervan. Er bestaan drie klassen in het VLAREM. Inrichtingen en activiteiten van klasse 1 vertonen intrinsiek de grootste hinder of risico’s, terwijl inrichtingen of activiteiten van klasse 3 de minste hinder of risico's vertonen. Voor de inrichtingen en activiteiten van klasse 1 en 2 moet specifiek een omgevingsvergunning worden aangevraagd, terwijl voor de inrichtingen en activiteiten van klasse 3 slechts een meldingsplicht geldt. De gemeente acht het daarom verantwoord om deze minst hinderlijke activiteiten voor de toepassing van dit belastingreglement gelijk te schakelen met alle overige activiteiten niet beoogd in de bijlagen VLAREM II;
Overwegende dat er op 19 september 2025 een overleg heeft plaatsgevonden met Voka o.a. om dit nieuwe ontwerp van belastingreglement te bespreken. In een reactie per mail van 26 september 2025 geeft Voka - Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland - aan dat het nieuwe reglement terugkeert naar een meer neutrale heffing, welke meer rechtszekerheid en fiscale rust biedt.
Overwegende dat op 23 september 2025 de landbouwraad zich gebogen heeft over het ontwerpreglement. Men geeft aan dat de verhoging van de belasting voor landbouwers niet aangenaam is, maar de aanpassing wel te begrijpen.
De artikelen 41, 162 en 170, §4 van de Grondwet;
Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en meer bepaald de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 t.e.m. 287 en 326 t.e.m. 335, inclusief latere wijzigingen;
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en de bijhorende indelingslijst (bijlage 1 bij VLAREM II), en latere wijzigingen
§1. Het belastingreglement dd 17/12/2020 op het gebruik van bedrijfsruimten - aanslagjaren 2021-2025 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2025.
§2. Het belastingreglement dd 27/05/2021 op hinderlijke inrichtingen - aanslagjaren 2021-2025 wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2025.
§3. Er wordt met ingang van 1 januari 2025 en eindigend op 31 december 2025 ten behoeve van de gemeente, een belasting geheven op de bedrijfsvestiging(en), gelegen op het grondgebied van de gemeente.
Voor de toepassing van dit besluit wordt het volgende verstaan onder:
1° bedrijf: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsdoeleinden nastreeft in de hoedanigheid van zelfstandige, respectievelijk onderneming;
2° zelfstandige: elke natuurlijke persoon die hoofdzakelijk of aanvullend een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefent, inclusief elke zelfstandige helper. De natuurlijke persoon die uit hoofde van zijn zelfstandige beroeps- of bedrijvenactiviteit uitsluitend optreedt als werkend vennoot of als bestuurder in een vennootschap wordt niet als belastingplichtige beschouwd in de zin van dit artikel 3, 2°. Natuurlijke personen die in de Kruispuntbank van Ondernemingen staan ingeschreven met de hoedanigheid van ‘onderneming onderworpen aan btw’ en/of de hoedanigheid ‘inschrijvingsplichtige onderneming’ worden meegerekend tot de zelfstandigen;
3° onderneming: elke rechtspersoon, ongeacht de vorm (bv. vennootschap, vereniging, instelling of inrichting), die een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht, een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep zelfstandig uitoefent en/of zich met verrichtingen van winstgevende aard of het beheer van roerende en/of onroerende goederen bezighoudt, evenals elk van deze rechtspersonen in vereffening. Zowel rechtspersonen die vallen onder het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting als rechtspersonen niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, worden meegerekend tot de ondernemingen;
4° vestiging: elk (gedeelte van een) onroerend goed of meerdere onroerende goederen die samen een geheel, een entiteit of een complex vormen, dat/die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt en/of elke activiteitskern, elk(e) lokaliteit of centrum van werkzaamheden of elk (geheel van) ruimte(n), onder gelijk welke vorm en van individuele of collectieve aard, die/dat voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, evenals een maatschappelijke zetel of een administratieve zetel of lokaliteit, alsook elk (gedeelte van een) onroerend goed of lokaliteit dat/die bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden (met inbegrip van bestuur of beheer, in de ruimste zin). Vestigingseenheden waarvoor een bedrijf een inschrijving heeft in de Kruispuntbank van Ondernemingen, worden meegerekend tot de vestigingen;
5° agrarisch bedrijf: een zelfstandige of een onderneming van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw;
6° landbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt en/of viskwekerij en/of aquacultuur;
7° akkerbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen;
8° weidebouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden;
9° bosbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij;
10° veeteelt: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het kweken/fokken, vetmesten en/of houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie, voor de vacht of voor het bekomen van jongen;
11° tuinbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten;
12° landbouw- en/of tuinbouwoppervlakte: oppervlakte die een bestemming kreeg voor landbouw en/of tuinbouw en als zodanig door een agrarisch bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden onder andere als teeltgrond, oppervlakte in serres, …;
13° serre: elke duurzame constructie die bestemd is of gebruikt wordt voor tuinbouw of die dienstig is voor een agrarisch bedrijf dat aan tuinbouw doet;
14° teeltgrond: grond waarvan de bodem bestemd is of gebruikt wordt als voedingsbodem voor de producten die erop worden geteeld in het kader van landbouw en/of tuinbouw;
15° bedrijfsmatige exploitatie (van een agrarisch bedrijf): een exploitatie waarbij met een duurzame organisatie en inzet van arbeid en kapitaal aan het economische productieproces wordt deelgenomen, met de bedoeling de voortgebrachte producten gestadig te gelde te maken en daarmee bedrijfswinst te realiseren;
16° bebouwde oppervlakte: oppervlakte van bouwwerken, constructies en/of installaties die door hun aard op duurzame en gebruikelijke wijze ter plaatse blijven staan;
17° onbebouwde oppervlakte: oppervlakte van het aardoppervlak in openlucht en die niet in aanmerking wordt genomen als bebouwde oppervlakte;
18° bouwlaag: een (reeks van) ruimte(n) geheel of gedeeltelijk op, onder en boven de begane grond gelegen en waarvan de bodem zich op een (nagenoeg) zelfde hoogte (niveau) bevindt binnenin een bouwwerk.
§ 1.De belastingplichtigen zijn de bedrijven die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente Rumst één of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden.
Zolang een bedrijf actief is volgens de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO), wordt verondersteld dat dit bedrijf een vestiging heeft dat zij gebruikt of tot haar gebruik voorbehoudt.
§ 2. Elkeen die de hoedanigheid heeft van bedrijf op het grondgebied van de gemeente, heeft minstens één belastbare vestiging – zoals bedoeld in artikel 2, 4° - waarbij de maatschappelijke zetel als vestiging wordt aangezien, en behoort als zodanig tot de belastingplichtigen.
§ 3. Een zelfstandige of een onderneming van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend een ambulant karakter hebben, heeft een belastbare vestiging op het adres van zijn/haar in de gemeente gelegen verblijfplaats (waar in het kader van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden de opslag van goederen of materiaal, de voorbereiding, de planning, de organisatie, de administratieve ondersteuning of het beheer in de ruimste zin gebeurt of kan plaatsvinden) of maatschappelijke zetel.
§ 1. Elke belastingplichtige is de belasting verschuldigd afzonderlijk per vestiging hoe ook genoemd, die door hem/haar wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de gemeente Rumst is gelegen.
§ 2. De belasting wordt vastgesteld, ongeacht de kadastrale indeling, rekening houdend met de totale bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt. Elk kadastraal perceel dat onder toepassing van dit reglement valt, wordt voor het geheel ervan belast.
Oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor gebruik door de belastingplichtige, is een onderdeel van en wordt ook meegerekend tot de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte.
Om belastbaar te zijn volstaat het dat een oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (bv. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel gebruik,…).
Onder “gebruik” moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van het gebruik als (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, onderbenutte grond, … (niet-limitatieve opsomming).
Onroerende goederen die palen aan, behoren tot of gelegen zijn nabij de door de belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden vestiging en die een bestemming kregen voor een beroeps- of bedrijfsgebruik eigen aan deze belastingplichtige en/of hiermee een functionele band hebben, maken sowieso voor de vaststelling van de belasting steeds integrerend deel uit van het goed waarop de vestiging van deze belastingplichtige zich bevindt en worden voor de vaststelling van de belasting uitsluitend gerekend tot de door deze belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte.
§ 3. Indien op eenzelfde goed meerdere belastingplichtigen een vestiging hebben, dan wordt de belasting voor elke belastingplichtige vastgesteld op basis van de door hem/haar gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte. De bebouwde en onbebouwde oppervlakte die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden in hoofde van iedere belastingplichtige belast pro rata van de exclusief gebruikte of tot gebruik voorbehouden bebouwde en onbebouwde oppervlakten.
§ 4. Voor de vaststelling van de belastbare bebouwde oppervlakte van de vestiging wordt in voorkomend geval de som of het geheel van de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakten van alle bovengrondse en ondergrondse bouwlagen in aanmerking genomen. Ook de oppervlakten van kelders, zolders en daken die worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden als belastbare bebouwde oppervlakte meegerekend.
Deze bebouwde oppervlakte omvat kantoren, verkoopruimten, lokalen voor dienstverlening of zorgverstrekking, productieafdelingen, berg- en opslagplaatsen, parking, verbruiksruimten, waar deze zich ook bevinden. Deze opsomming is niet limitatief.
In de onbebouwde belastbare oppervlakten zijn begrepen: weilanden, openluchtteelten, woeste gronden behorend tot de bedrijfsvestiging, braakliggende delen van industriegronden, beboste terreinen behorende tot de bedrijfsvestiging, niet-opgelegde groene zones of opgelegde groene zones in het kader van een vergunningsbesluit, sportterreinen en plantsoenen, improductieve gedeelten en parkings. Deze opsomming is niet limitatief.
§ 5. Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een bedrijf is gelegen dan wordt de oppervlakte van deze woning in mindering gebracht van de belastbare oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor het bedrijf.
§ 1 De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar.
Het feit dat in de loop van het aanslagjaar een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige beëindigt, een onderneming ophoudt te bestaan, de werkzaamheden met een geringe frequentie worden uitgevoerd, de belastbare oppervlakte vermindert en/of een belastbare vestiging wordt gesloten, heeft geen invloed op de belastingplicht en geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering.
§ 2. De totale belasting bestaat uit de som van de toepasselijke belastingen zoals bepaald in dit artikel:
A. voor alle belastingplichtigen (uitgezonderd de agrarische bedrijven):
Het bedrag van de belasting wordt per vestiging forfaitair en ondeelbaar vastgesteld op 75 euro indien de totale belastbare oppervlakte zoals gedefinieerd in artikel 4 van dit reglement niet meer bedraagt dan 250m². Dit bedrag wordt verhoogd met 0,26 euro per bijkomende m² belastbare oppervlakte.
Een gedeelte van een vierkante meter wordt als een eenheid beschouwd.
Indien de belastbare oppervlakte als gevolg van eventueel toegekende verminderingen negatief zou uitvallen dan wordt deze belast tegen het minimumtarief van 75 euro.
B. Voor de agrarische bedrijven
Het bedrag van de belasting wordt per vestiging forfaitair en ondeelbaar vastgesteld op 75 euro indien de totale belastbare oppervlakte zoals gedefinieerd in artikel 4 van dit reglement niet meer bedraagt dan 50.000m². Dit bedrag wordt verhoogd met 2,5 euro per begonnen bijkomende schijf van 10.000m² belastbare oppervlakte.
Indien de belastbare oppervlakte als gevolg van eventueel toegekende verminderingen negatief zou uitvallen dan wordt deze belast tegen het minimumtarief van 75 euro.
C. Verhoging hinderlijke bedrijven
Er wordt een bijkomende belasting geheven die wordt berekend op de oppervlaktebelasting zoals bepaald onder punt A en B van artikel 5§2. Deze bijkomende belasting wordt geheven in functie van de graad van hinderlijkheid conform de categorieën van de VLAREM-wetgeving. Deze belasting bedraagt:
De graad van hinderlijkheid wordt bepaald op basis van een milieu- of omgevingsvergunning. Bij gebrek aan een vergunning wordt de belastbare grondslag bepaald volgens de door een beëdigd ambtenaar vastgestelde gegevens.
Indien een onderneming activiteiten ontplooit met een verschillende graad zal de hoogste graad van toepassing zijn voor die specifieke vestiging.
§ 3. Gemengde bedrijven
Belastingplichtigen die door hun aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook effectief teeltgronden en/of serres voor landbouw en/of tuinbouw gebruiken, worden - naast de gewone taxatie voor de andere belastbare oppervlakten - voor bedoeld areaal belast tegen het tarief voor agrarische bedrijven.
De belasting is niet verschuldigd door:
§1. De op 1 januari van het aanslagjaar gekende belastingplichtigen, ontvangen van het gemeentebestuur een aangifteformulier dat, behoorlijk ingevuld en ondertekend, uiterlijk op 30 november van het aanslagjaar moet worden terugbezorgd aan het gemeentebestuur van Rumst, dienst fiscaliteit, met opgave van de oppervlakte van de bedrijfsvestiging.
§2. Voor de bedrijfsvestigingen die in het vorige aanslagjaar werden aangeslagen op basis van een aangifte of waarvoor het gemeentebestuur beschikt over relevante informatie die de belastingplichtige al vooraf aan het bestuur overmaakte, wordt aan de belastingplichtige een aangifteformulier met een voorgedrukt voorstel van aangifte ter beschikking gesteld, dat de gegevens vermeldt waarover het gemeentebestuur van Rumst, dienst fiscaliteit beschikt.
§3. Enkel indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige het aangifteformulier terugzenden overeenkomstig de procedure, vermeld in §1 met duidelijke en volledige vermelding van de correcte gegevens en verbeteringen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij de aangifte tijdig indiende.
§4. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in §1 vermelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte.
§5. De belastingplichtige, die geen aangifteformulier heeft ontvangen, moet aangifte doen uiterlijk op 30 november van het aanslagjaar, op het daartoe voorbestemd formulier dat op verzoek zal worden toegezonden.
§1. Bij gebrek aan aangifte, bij niet-tijdige of onnauwkeurige of onjuiste aangifte door de belastingplichtigen wordt de aanslag van ambtswege door de gemeente gevestigd op grond van de beschikbare gegevens en op de wijze bepaald in artikel 7 het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van gemeentebelastingen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd zoals in §2 van dit artikel bepaald. Het bedrag van de verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
§2. Bij een eerste overtreding zal op de ambtshalve ingekohierde belasting een belastingverhoging worden toegepast van 10 % en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld.
Bij volgende overtredingen zal, onafgezien van het feit of deze overtredingen plaats hebben binnen eenzelfde aanslagjaar, een verhoging van 40 %, 70 % en 100 % worden toegepast op het niet aangegeven gedeelte bij respectievelijk een tweede, derde, en vierde overtreding. Vanaf de vijfde overtreding zal de verhoging 200 % bedragen.
Voor de vaststelling van het toe te passen percentage van de belastingverhoging worden de vorige overtredingen niet in aanmerking genomen, wanneer geen overtredingen werden vastgesteld voor de laatste twee aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarin de nieuwe overtreding wordt vastgesteld.
De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd. Het kohier wordt opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008.
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Dit reglement wordt afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 tot en met 288 van het Decreet Lokaal Bestuur en het wordt gepubliceerd op de gemeentelijke webtoepassing, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.