De voorzitter en raadsleden van de gemeenteraad formuleren volgende mededelingen.
Decreet lokaal bestuur 22 december 2017 en latere wijzigingen.
neemt kennis van volgende mededelingen:
De voorzitter van de gemeenteraad legt voor een blokstemming volgende punten voor: 9, 10, 14, 15 en 16 . Alle fracties stemmen in met de blokstemming.
Raadslid Christoph Marckx nam ontslag als raadslid. Een nieuwe beheerder met raadgevende stem moet door de gemeenteraad voor de resterende periode aangeduid wordt.
Aangezien de gemeente deelnemer is van deze intergemeentelijke vereniging wordt bij een nieuwe legislatuur door de gemeenteraad een gemeentelijk vertegenwoordiger aangeduid. Deze vertegenwoordiger kan aangesteld worden voor de duur van de hele bestuursperiode.
Vermits een bijzondere meerderheid van de leden-gemeenten een statutenwijziging moet goedkeuren, is zowel de goedkeuring in de gemeenteraad als de aanwezigheid van de gemeentelijke afgevaardigde tijdens de algemene vergadering van groot belang.
Het decreet lokaal bestuur bepaalt dat de deelnemende gemeenten hun vertegenwoordigers voor een algemene vergadering van een opdrachthoudende vereniging bij gemeenteraadsbesluit dienen aan te wijzen uit de leden van de gemeenteraad en dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger dient te worden herhaald voor elke algemene vergadering;
Raadslid Christoph Marckx nam ontslag als raadslid. Een nieuwe beheerder met raadgevende stem moet door de gemeenteraad voor de resterende periode aangeduid wordt.
Aangezien de gemeente deelnemer is van deze intergemeentelijke vereniging wordt bij een nieuwe legislatuur door de gemeenteraad een gemeentelijk vertegenwoordiger aangeduid. Deze vertegenwoordiger kan aangesteld worden voor de duur van de hele bestuursperiode.
Vermits een bijzondere meerderheid van de leden-gemeenten een statutenwijziging moet goedkeuren, is zowel de goedkeuring in de gemeenteraad als de aanwezigheid van de gemeentelijke afgevaardigde tijdens de algemene vergadering van groot belang.
Het decreet lokaal bestuur bepaalt dat de deelnemende gemeenten hun vertegenwoordigers voor een algemene vergadering van een opdrachthoudende vereniging bij gemeenteraadsbesluit dienen aan te wijzen uit de leden van de gemeenteraad en dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger dient te worden herhaald voor elke algemene vergadering;
De gemeente is aandeelhouder bij de Gemeentelijke Holding NV in vereffening.
De gemeente werd schriftelijke opgeroepen deel te nemen aan de buitengewone algemene vergadering van de Gemeentelijke Holding in Vereffening die op 22 december 2023 plaats heeft om 14:00u in het Bluepoint Brussels Business Centre, A. Reyerslaan 80 te 1030 Brussel
De agenda van deze buitengewone algemene vergadering is als volgt:
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen
goedkeuring te geven voor elk van de volgende agendapunten van de bijzondere algemene vergadering van de Gemeentelijke Holding in vereffening van 22 december 2023:
De bespreking en het debat werd gevoerd in de raad voor maatschappelijk welzijn van 21 december 2023.
Sinds de invoering van het decreet lokaal bestuur is het meerjarenplan een document voor gemeente en OCMW samen. De gemeenteraad behandelt het gedeelte van de gemeente.
Minstens 1 maal per jaar wordt het meerjarenplan bijgestuurd, omdat minstens het resultaat van de laatste jaarrekening moet worden ingebracht.
Bovendien zijn bijkomende aanpassingen noodzakelijk.
Het resultaat van de jaarrekening 2022 van zowel gemeente als OCMW werd ingebracht.
De exploitatie uitgaven en -ontvangsten werden herbekeken in functie van de gerealiseerde cijfers en de algemene inflatie.
De externe info omtrent subsidies, uitgaven en ontvangsten m.b.t. onze externe partners en de belastingen werd verwerkt.
In het investeringsbudget worden de ramingen en de timing van grote infrastructuurprojecten geactualiseerd.
De strategische nota wordt niet bijgesteld. De doelstellingen, actieplannen en acties zoals ze in het initieel meerjarenplan werden bepaald, blijven behouden.
Het managementteam verleende een positief advies in de vergadering van 30 november 2023.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale en de provinciale besturen.
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Ministerieel Besluit van 8 juli 2013 betreffende de digitale rapportering van gegevens van de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 gedeelte gemeente ter vaststelling voor aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad stelt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 gedeelte gemeente, zoals in bijlage toegevoegd, vast.
Overeenkomstig artikel 41 lid 2 10° b van het decreet lokaal bestuur delegeert de gemeenteraad de aangeduide investeringen van de investeringslijst zoals opgenomen in bijlage, aan het college van burgemeester en schepenen.
Sinds de invoering van het decreet lokaal bestuur is het meerjarenplan een document voor gemeente en OCMW samen. De gemeenteraad behandelt het gedeelte van de gemeente.
Minstens 1 maal per jaar wordt het meerjarenplan bijgestuurd, omdat minstens het resultaat van de laatste jaarrekening moet worden ingebracht.
Bovendien zijn bijkomende aanpassingen noodzakelijk.
Het resultaat van de jaarrekening 2022 van zowel gemeente als OCMW werd ingebracht.
De exploitatie uitgaven en -ontvangsten werden herbekeken in functie van de gerealiseerde cijfers en de algemene inflatie.
De externe info omtrent subsidies, uitgaven en ontvangsten m.b.t. onze externe partners en de belastingen werd verwerkt.
In het investeringsbudget worden de ramingen en de timing van grote infrastructuurprojecten geactualiseerd.
De strategische nota wordt niet bijgesteld. De doelstellingen, actieplannen en acties zoals ze in het initieel meerjarenplan werden bepaald, blijven behouden.
Het managementteam verleende een positief advies in de vergadering van 30 november 2023.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale en de provinciale besturen.
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Ministerieel Besluit van 8 juli 2013 betreffende de digitale rapportering van gegevens van de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 gedeelte OCMW ter vaststelling voor aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad keurt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 gedeelte OCMW, zoals in bijlage toegevoegd, goed.
Het ontwerp van aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Rumst werd samen opgemaakt met het meerjarenplan van gemeente en OCMW en er volledig op afgestemd.
Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om de aanpassing van het meerjarenplan, vastgesteld door de Raad van Bestuur van AGB Rumst, goed te keuren.
Het resultaat van de jaarrekening 2022 van het AGB werd ingebracht.
De exploitatie uitgaven en -ontvangsten werden herbekeken in functie van de gerealiseerde cijfers en de algemene inflatie.
In het investeringsbudget worden de ramingen en de timing van grote infrastructuurprojecten geactualiseerd.
De prijssubsidie vanwege de gemeente wordt omwille van de stijgende exploitatie-uitgaven opgetrokken.
De strategische nota wordt niet bijgesteld. De doelstellingen, actieplannen en acties zoals ze in het initieel meerjarenplan werden bepaald, blijven behouden.
Het managementteam verleende een positief advies in de vergadering van 30 november 2023.
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale en de provinciale besturen.
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale en provinciale besturen.
Omzendbrief KBBJ/ABB 2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Ministerieel Besluit van 8 juli 2013 betreffende de digitale rapportering van gegevens van de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Het college van burgemeester en schepenen legt het ontwerp van de aanpassing meerjarenplan 2020-2025 van AGB Rumst ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad van zitting 21 december 2023.
De gemeenteraad keurt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van AGB Rumst, zoals in bijlage toegevoegd, en zoals vastgesteld door de Raad van Bestuur van AGB Rumst in de zitting van 21 december 2023, goed.
De gemeente Rumst draagt bij in het exploitatietekort van de politiezone Rupel.
Er wordt ook een investeringstoelage voorzien aan de politiezone Rupel.
De voorziene investeringstoelage aan de politiezone Rupel bedraagt voor het boekjaar 2024 168.750,00 euro.
Het decreet lokaal bestuur.
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de bedragen van de dotatie aan de politiezone Rupel voor het financieel boekjaar 2024 en legt deze ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad van zitting 21 december 2023.
De gemeenteraad stelt de exploitatietoelage van de gemeente Rumst aan de politiezone Rupel voor het financieel boekjaar 2024 vast op 1.417.500,00 euro.
De investeringstoelage van de gemeente Rumst aan de politiezone Rupel voor het financieel boekjaar 2024 wordt vastgesteld op 168.750,00 euro.
De gemeente Rumst draagt bij in het exploitatietekort van HVZ Rivierenland
Er wordt ook een investeringstoelage voorzien aan HVZ Rivierenland.
De voorziene investeringstoelage aan HVZ Rivierenland bedraagt voor het boekjaar 2024 18.100 euro.
Het decreet lokaal bestuur.
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van de bedragen van de dotatie aan HVZ Rivierenland voor het financieel boekjaar 2024 en legt deze ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad van zitting 21 december 2023.
De gemeenteraad stelt de exploitatietoelage van de gemeente Rumst aan HVZ Rivierenland voor het financieel boekjaar 2024 vast op 748.960 euro.
De investeringstoelage van de gemeente Rumst aan de HVZ Rivierenland voor het financieel boekjaar 2024 wordt vastgesteld op 18.100 euro.
De raad van bestuur van IGEAN dienstverlening nam in vergadering van 18 oktober 2023 volgend besluit:
Art. 1: IGEAN rekent retroactief vanaf 1.01.2023 het niet-gekapitaliseerde deel van de intresten van projectgebonden leningen aan, aan de betrokken besturen.
Art. 2: De bestuurders gaan akkoord met de voorgestelde werkwijze aangezien IGEAN niet langer financieel in staat is om deze intresten te voorfinancieren.
Art. 3: IGEAN zal de methodiek evalueren, waarbij IGEAN de projectregie voert voor grondgebonden projecten op basis van een lastgevingsovereenkomst en projectnota en het lokale bestuur ontzorgt.
Wanneer IGEAN dienstverlening in opdracht van de gemeente Rumst de financiering van een project verzorgt en hiervoor een door de gemeente Rumst gewaarborgde lening aangaat bij een bank, wordt in de regel de intrest de eerste drie jaren van die lening gekapitaliseerd. Vanaf het vierde jaar tot de afrekening van het project werden de intresten door IGEAN voorgefinancierd.
De sterke en voortdurende stijging van de rentevoeten maakt dat de bedragen die door IGEAN voor alle gemeenten samen voorgefinancierd moeten worden vanaf 2023 tot een voor IGEAN dienstverlening, gezien haar beperkte kapitalisering, onrealistisch hoog niveau oplopen.
De niet-gekapitaliseerde intresten van projectgebonden leningen zullen bijgevolg retroactief vanaf begin 2023 moeten aangerekend worden aan de betrokken besturen.
Hierbij zal volgende werkwijze gehanteerd worden:
De gemeente Rumst heeft voor een bedrag van 5.870.815,75 euro leningen lopen waarvoor zij borg staat en de rente niet door de bank gekapitaliseerd wordt. De totale betrokken rente voor 2023 bedraagt:182.747,69 euro
In bijlage wordt een overzicht van de betrokken leningen met vermelding van de verbonden projecten aangehecht.
Het college besluit de doorrekening van de projectgebonden intresten voor te leggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad beslist dat voortaan de rente op de lopende leningen van IGEAN waarvoor de gemeente Rumst borg staat, en waarvoor de rente niet meer gekapitaliseerd wordt door de bank, aan IGEAN dienstverlening te betalen voor de vervaldag van de betrokken rente, als terugbetaalbaar voorschot in de betrokken projecten. IGEAN dienstverlening vertrekt hiertoe de informatie zoals beschreven in de bovenvermelde werkwijze. Voor 2023 gebeurt dit op basis van het in bijlage verstrekte overzicht.
In de gemeenteraad van 22 december 2022 werd de aanvullende personenbelasting goedgekeurd voor aanslagjaar 2023. Dit reglement dient voor aanslagjaar 2024 opnieuw goedgekeurd te worden.
Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;
Gelet op de begrotingsnoodwendigheden van de gemeente;
Gelet op de verwachte inkomsten die geraamd worden op 6.529.308,85 euro in 2024 en als ontvangstkredieten zijn ingeschreven in het meerjarenplan 2020-2025 onder de raming RA000714.
Art. 170, §4 van de grondwet;
Art. 464 tot en met 470/2 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;
Art. 40, 41, 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur.
Voor het aanslagjaar 2024 wordt een aanvullende belasting op de personenbelasting geheven.
De belasting wordt gevorderd van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
De belasting wordt vastgesteld op 6,5 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, overeenkomstig de bepalingen vervat in de artikelen 469 van het wetboek van de inkomstenbelastingen.
Dit raadsbesluit wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.
In de gemeenteraad van 22 december 2022 werd de opcentiemen op de onroerende voorheffing voor aanslagjaar 2023 goedgekeurd. Dit reglement dient voor aanslagjaar 2024 opnieuw goedgekeurd te worden.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op de verwachte inkomsten die geraamd worden op 4.084.658,00 euro in 2024 en als ontvangstkredieten zijn ingeschreven in het meerjarenplan 2020-2025 onder de raming RA000713.
Gelet op artikel 170, §4, van de Grondwet;
Gelet op art. 249 en 464/1, 1°, van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992;
Gelet op artikel 40, 41, 56, 286, 287 en 288 van het Decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit m.n. art.2.1.4.0.2 en 3.1.0.0.4;
Gelet op het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies;
Gelet op art. 3,5° van de bijzondere wet van 16/01/1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
Voor het aanslagjaar 2024 worden ten bate van de gemeente 787 opcentiemen op de onroerende voorheffing geheven.
De vestiging en inning van deze belasting gebeuren door toedoen van de Vlaamse Belastingdienst.
Dit raadsbesluit zal aan de toezichthoudende overheid en aan de Vlaamse Belastingdienst overgemaakt worden.
Het belastingreglement op het gebruik van woonruimten loopt af op 31/12/2023, en dient hernieuwd te worden.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat vanaf het aanslagjaar 1995 een belastingreglement op de woon- en bedrijfsruimten werd ingevoerd;
Overwegende dat dit belastingreglement tot doel heeft het fiscaal beleid te vereenvoudigen en te rationaliseren om een algemene en redelijke spreiding van de belastingdruk over gezinnen en bedrijven tot stand te brengen;
Overwegende dat geopteerd wordt voor een algemene grondslag waarbij gezinnen hun bijdrage ten behoeve van de gemeentelijke financiën leveren op basis van de beschikbare woonruimten op het grondgebied van de gemeente;
Overwegende dat voor een aantal gezinnen de woonruimte en de bedrijfsruimte aan elkaar palen of ruimtelijk niet te scheiden zijn, wordt voor deze gezinnen een specifieke afwijking voorzien voor het tarief van een woonruimte;
Artikel 170, §4 van de Grondwet
Het Decreet Lokaal Bestuur, in het bijzonder artikelen 40, 41, 56, 286, 287 en 288
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen
De omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 ‘Omzendbrief betreffende de gemeentefiscaliteit’;
Er wordt met ingang van 1 januari 2024 en eindigend op 31 december 2024 ten behoeve van de gemeente, een belasting geheven op het gebruik van woonruimten.
§1. De belasting wordt gevorderd van elk gezin dat op het grondgebied van de gemeente Rumst een hoofdverblijf ter beschikking heeft op 1 januari 2024.
§2. Als "gezin" wordt beschouwd voor de toepassing van onderhavige belasting: hetzij een persoon die alleen leeft, hetzij twee of meer personen die, al dan niet verwant, gewoonlijk in één en dezelfde woning of woongelegenheid verblijven en er samenwonen.
§3. De belasting wordt gevestigd op naam van de referentiepersoon van het gezin. Indien het om een niet-ontvoogde minderjarige gaat is de burgerlijk verantwoordelijke persoon mede voor de betaling van de belasting aansprakelijk.
§4. De echtgeno(o)te, de wettelijk samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner van de referentiepersoon is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
§5. De inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente bepaalt de toestand op 1 januari van het aanslagjaar van de hoofdverblijfplaats, de referentiepersoon en de samenstelling van het gezin.
§6. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats, de referentiepersoon en/of de samenstelling van het gezin in de loop van het aanslagjaar, heeft geen invloed op de belastingplicht en geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering of teruggave.
De belasting is verschuldigd voor de woongelegenheid, met inbegrip van de aanhorigheden, die als hoofdverblijf van het gezin dient en gelegen is in de gemeente.
De ruimte van de hoofdverblijfplaats wordt bepaald door de som van de grondoppervlakten dienstig voor het wonen in gebouwen en in open lucht.
De oppervlakten in gebouwen worden per bouwlaag gemeten met inbegrip van de buitenmuren, garages, zolder en kelder, bergplaatsen, tuinhuisjes en paviljoenen, koetshuizen en hokken of stallingen voor huisdieren in duurzaam materiaal.
Als beschikbare woonruimte in open lucht komen in aanmerking: de opritten, parkeerplaatsen, moes- en/of siertuinen, inbegrepen serres alsmede de ruimten aangelegd voor sport- en recreatie inclusief de waterpartijen en andere groene en of open ruimten die in het kader van de stedenbouwkundige normering of ter bevordering van de woonfunctie van het beschouwde hoofdverblijf werden aangelegd of behouden. Deze opsomming is niet limitatief.
Het bedrag van de verschuldigde belasting bedraagt :
Tarief A : 60 EUR indien het hoofdverblijf een oppervlakte heeft =< 1000 m² |
Tarief B : 80 EUR voor een oppervlakte van 1001 m² – 2000 m² |
Tarief C : 100 EUR voor een oppervlakte van 2001 m² - 3000 m² |
Tarief D : 120 EUR voor een oppervlakte van 3001 m² 4000 m² |
Tarief E : 140 EUR voor een oppervlakte > 4000 m² |
In afwijking van de in art. 4 bepaalde tarieven zullen gezinnen waarvan de woonruimte begrepen is in het kadastraal perceel dat ook de bedrijfsruimte omvat, onafgezien van de oppervlakte van de woonruimte, worden aangeslagen ten bedrage van een belasting van 60 EUR.
De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd. Het kohier wordt opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het gelijknamige decreet van 30 mei 2008.
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Het reglement zal worden afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 287 van het decreet lokaal bestuur.
Het reglement voor toelagen aan rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming loopt af op 31/12/2023. Dit reglement moet vernieuwd worden.
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 21 december 2023 houdende goedkeuring van een belasting op gebruik van woonruimten;
Overwegende dat de gemeente een uitdrukkelijk sociaal beleid wil voeren met aandacht voor de sociaal kwetsbaren in onze maatschappij;
Op 1 januari 2014 trad de hervorming van de verhoogde tegemoetkoming in voege. Programmawet van 29 maart 2012 (BS 6/04/2012 ed. 3).
Overwegende dat een toelage voorzien zal worden aan de gezinsverantwoordelijken die voorkomen op het kohier van het voormelde belastingreglement en die:
- Houder zijn van het RVV-statuut
- Gerechtigd zijn op een bestaansminimum
Gelet op het decreet lokaal bestuur.
Met ingang van 1 januari 2024 voor een termijn eindigend op 31 december 2024, wordt er een toelage van 60 euro toegekend aan sommige inwoners van de gemeente.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten de inwoners op 1 januari van het aanslagjaar aan de volgende voorwaarden voldoen:
De toelage wordt toegekend op basis van de gegevens van de Kruispuntbank en het OCMW.
Het college van burgemeester en schepenen zal aan de kruispuntbank en het OCMW de nodige gegevens opvragen waaruit moet blijken welke personen in aanmerking komen voor de toepassing van dit toelagereglement.
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit reglement.
Het belastingreglement op de uitbating van openlucht recreatieve terreinen werd goedgekeurd voor een termijn eindigend op 31 december 2023, en dient hernieuwd te worden.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Het inrichten van een terrein zoals bedoeld in artikel 3, 1° van het decreet van 5 februari 2016 betreffende het toeristisch logies heeft een impact op de directe omgeving. Indien bovendien deze plaats voor een langere periode wordt geëxploiteerd, wordt die impact nog groter, zeker indien het gaat om een grote oppervlakte en/of de plaats veel tijdelijke bewoners telt.
Het gaat onder meer om een impact op:
De mobiliteit van de inwoners en een vlot doorgaand verkeer, inclusief impact op de verkeersveiligheid;
Het leefmilieu, meer bepaald afval en geluidsoverlast, eventueel ook een impact ten gevolge van landschappelijke aanpassingen;
De inzet van gemeentepersoneel, onder meer de dienst omgevingsvergunningen, de uitvoerende technische dienst (o.a. voor de openbare reinheid), de communicatiedienst, diensten voor veiligheidsorganisatie;
Door het heffen van een belasting op de uitbating van openlucht recreatieve verblijven kan een doordacht beleid gevoerd worden waarbij de nodige aandacht kan geschonken worden aan flankerende maatregelen;
Indien de openlucht recreatieve verblijven over een langere periode dan zeven opeenvolgende dagen wordt uitgebaat, is het billijk een hoger tarief aan te rekenen. Een langere periode vergt immers meer inzet van personeel inzake opvolging mobiliteit, opvolging van de omgevingsvergunning, meer inzet inzake verzorgen van de openbare reinheid. Bovendien is de permanentieregeling omvangrijker en is een intensievere bijdrage aan de veiligheidsorganisatie noodzakelijk;
In het belastingreglement voor aanslagjaar 2021 betaalde een uitbater bij een uitbating van minder dan 7 dagen 0,55 euro/m². Bij een uitbating van minstens 2 opeenvolgende weekends, betaalde een uitbater 4,15 euro/m². Omgerekend betekent dit 2,075 euro/m² per week voor een uitbating van 2 weken/weekends. Het is billijker om de eerste uitbatingsperiode van 7 dagen voor elke uitbater gelijk te behandelen, en bij een langere uitbatingsperiode, een hoger tarief aan te rekenen voor die bijkomende periodes. Vooral de tweede uitbatingsweek vraagt een veel hogere inzet van het lokaal bestuur, vanaf de derde uitbatingsweek stijgt de inzet opnieuw minder snel. De nieuwe tarificatie in artikel 4 van onderstaand reglement is budgetneutraal voor uitbatingen van maximum 2 opeenvolgende weekends (dit is de langste periode waarin voorgaande jaren een uitbating was).
Als onderdeel van het financieel beleid werd in het meerjarenplan 2020-2025 voorzien om de tarieven van het onderhavige belastingreglement te indexeren vanaf het aanslagjaar 2023.
Deze indexatie werd voorzien in artikel 5 van het belastingreglement.
Art. 170, §4 van de grondwet;
Art. 40, 41, 56, 286, 287 en 288 van decreet Lokaal bestuur;
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 'Omzendbrief betreffende de gemeentefiscaliteit'
Het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristisch logies
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende toeristische logies
Uniforme codex van gemeentelijke politieverordeningen van 23 oktober 2014 en latere wijzigingen
Er wordt met ingang op 1 januari 2024 en eindigend op 31 december 2025 ten behoeve van de gemeente, een belasting geheven op de uitbating van openlucht recreatieve terreinen.
De belasting wordt geheven ten laste van de uitbaters van een terrein in het kader van een evenement, zoals bedoeld in artikel 3, 1° van het decreet van 5 februari 2016 betreffende het toeristisch logies.
Deze belasting wordt geheven op de oppervlakte van de afgebakende gedeelten van het terrein ingericht als tentenweide of als plaats voor andere mobiele openlucht recreatieve verblijven. In de genoemde oppervlakte zijn niet inbegrepen de oppervlakte van de toegangswegen tot het kampeerterrein en tot de afgebakende tentenweiden of plaatsen voor andere mobiele openlucht recreatieve verblijven, de oppervlakte van de veiligheidswegen, de oppervlakte ingenomen door sanitaire voorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, de oppervlakte van de algemene voorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies en de oppervlakte van de recreatievoorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies.
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt berekend:
Een uitbatingsweek begint op de eerste dag waarop de effectieve uitbating van het openlucht recreatieve terrein start.
De tarieven worden op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van het voorgaande jaar volgens de formule:
(T x IHuidig) / IBasis
Waarbij:
T = Tarief vastgesteld in artikel 4
IHuidig = gezondheidsindex (2013) van de maand december van het voorgaande jaar
IBasis = gezondheidsindex (2013) van de maand april 2022 (nl.119,59)
De uitbaters van de openlucht recreatieve verblijven zijn ertoe gehouden om bij de aanvraag van de vergunning voor de uitbating van de openlucht recreatieve verblijven aan de gemeente Rumst aangifte te doen van de plaats en de oppervlakte van de door hen ter beschikking gestelde terreinen zoals beschreven in artikel 3.
Het model van aangifteformulier zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld.
Een uitbreiding van het terrein moet steeds met een bijkomende aangifte aan de gemeente Rumst worden aangegeven vóór de ingebruikname van de openlucht recreatieve verblijven.
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Bij gebreke van een aangifte, of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte zal het college van Burgemeester en schepenen overgaan tot een ambtshalve inkohiering. Op de volgens dit artikel ingekohierde belasting zal een belastingverhoging worden toegepast als volgt:
10 % bij een eerste overtreding;
40 %, 70 % en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt.
Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200 % van de ambtshalve in te kohieren belasting bedragen.
De vestiging en invordering van deze belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere aanvullingen.
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Het reglement zal worden afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 287 van het decreet lokaal bestuur.
Voor een woordelijk verslag wordt verwezen naar de audio-opname.
Schepen Raf De Schepper (CD&V) licht de punten 17, 18, 19 en 20 tezamen toe. Op 2 oktober 2023 heeft er een overleg tussen de gemeente en de kerkfabrieken plaatsgevonden. Dit overleg stond in teken van de meerjarenplannen en budgetten. De kerkfabrieken van Hilige Familie en Onbevlekt Hart van Maria dienen een budget in dat past binnen het meerjarenplan, zowel op gebied van exploitatie als van investeringen. De gemeenteraad wordt verzocht om voor de punten 19 en 20 een kennisname te doen. De kerkfabriek van Sint-Pieter vraagt een investeringstoelage voor 2024 en 2025 van 150.000 euro. Het gaat om beschermd onroerend erfgoed. Op basis van een rapport van Monumentenwacht van 2021 blijkt dat er dringende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, vooral aan het dak. Na overleg met de gemeente kan deze toelage worden toegewezen. Als deze problemen niet worden aangepakt zijn de problemen op termijn enkel groter. Voor Sint-Pieter wordt de goedkeuring van de aanpassing van het meerjarenplan gevraagd en akte te nemen voor het budget in de exploitatie. Anders is het gesteld voor de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena, waar er een aanpassing is van het investeringsbudget in het meerjarenplan. De gevraagde exploitatietoelage past binnen het meerjarenplan en daar is ook geen probleem. Anders is het met de gevraagde investeringstoelage. In het overleg van 2 oktober tussen de gemeente en het centraal kerkbestuur werd haast in de marge melding gemaakt van een schadegeval aan het orgel. Op dat moment waren de onderhandelingen i.k.v. de aanpassing van het meerjarenplan in de schoot van het college nog bezig. Toen werd ook gezegd dat een tussenkomst van de verzekering eerst diende te worden onderzocht en dat dergelijke voorstellen ook eerst in de schoot van het CKB dienen besproken te worden. Er werd ook gewezen op het feit dat ook in de eigen middelen financiering dient te worden gezocht. Het is dan wel jammer dat alsnog de investeringstoelage aan de gemeente wordt gevraagd zonder dat daar nog enig overleg is over geweest. Er is door de kerkfabriek een forcing gevoerd en in dat verhaal kan niet worden meegegaan. Hier wordt gevraagd om de wijziging van het meerjarenplan niet goed te keuren.
Raadslid Bart Peeters (Vooruit en Groen) wijst op het feit dat het voor de kerk van Sint-Pieter over aanzienlijke budgetten gaat en vraagt zich af of deze budgetten nog in verhouding staan t.o.v. het gebruik van het kerkgebouw. Raadslid Peeters vraagt ook naar hoe het zit met de nevenactiviteiten zoals in het kerkenbeleidsplan staan omschreven. Die nevenactiviteiten zouden het gebruik van het gebouw nog kunnen verantwoorden.
Schepen De Schepper wijst op het feit dat de kerk eigendom is van de gemeente, dat het een beschermd monument is en dat de gemeente hierin een wettelijke verplichting heeft. De schepen geeft ook aan dat elk uitstel de kosten nadien enkel zal doen stijgen. De hoogte van de bedragen is niet evident en daarom dat aan de kerkfabriek ook werd gevraagd om enkel het hoogst noodzakelijke in orde te brengen en ook hun eigen middelen voor de financiering aan te spreken. Voor wat betreft de nevenactiviteiten - zoals tentoonstellingen - zal de toekomst uitwijzen hoe die er gaan komen, maar het is alleszins mogelijk.
Via het softwarepakket ReligioSoft werd de wijziging van het meerjarenplan 2020-2025 en het budget 2024 van de kerkfabriek Sint-Pieter Rumst aan het gemeentebestuur overgemaakt.
Zowel de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 als het budget 2024 van de kerkfabriek van Sint-Pieter werden nagekeken door de financieel directeur van de gemeente i.k.v. het toezicht.
De exploitatietoelage blijft in deze aanpassing van het meerjarenplan ongewijzigd.
In het investeringsbudget wordt een investeringstoelage van de gemeente ingeschreven voor een bedrag van 64.812,30 euro in 2024 en 85.187,70 euro in 2025.
Het verbinteniskrediet voor deze investeringstoelage van 150.000 euro werd ook ingeschreven in de aanpassing van het meerjarenplan van de gemeente (GR 21/12/2023).
In het budget 2024 van Sint-Pieter Rumst werd een gemeentelijke toelage in de exploitatie voorzien van 25.753,83 euro. Dit blijft binnen de grenzen van het meerjarenplan. In het investeringsbudget wordt een gemeentelijke investeringstoelage van 64.812,30 euro voorzien. Dit blijft binnen de grenzen van het meerjarenplan.
Overeenkomstig art. 43 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het meerjarenplan van de kerkfabrieken en de wijzigingen ervan onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad;
Overeenkomstig art. 48, 49 en 50 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het budget en de budgetwijziging van de kerkfabrieken onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad, tenzij de gemeentelijke bijdrage opgenomen in het budget of budgetwijziging binnen de grenzen blijft van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan; In dat geval neemt de raad akte van het budget of budgetwijziging;
Het college besluit de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 en het budget 2024 van de kerkfabriek Sint-Pieter Rumst voor te leggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad keurt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van de kerkfabriek Sint-Pieter Rumst, ingediend via ReligioSoft, goed.
De gemeenteraad neemt akte van het budget 2024 van de kerkfabriek van Sint-Pieter Rumst, ingediend via ReligioSoft.
Via het softwarepakket ReligioSoft werd de wijziging van het meerjarenplan 2020-2025 en het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena Reet aan het gemeentebestuur overgemaakt.
Zowel de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 als het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena werden nagekeken door de financieel directeur van de gemeente i.k.v. het toezicht.
De exploitatietoelage blijft in deze aanpassing van het meerjarenplan ongewijzigd.
In het investeringsbudget wordt een investeringstoelage van de gemeente ingeschreven voor een bedrag van 21.000 euro in 2024 en 10.000 euro in 2025.
Het verbinteniskrediet voor deze investeringstoelagen is echter niet voorzien in de aanpassing van het meerjarenplan van de gemeente (GR 21/12/2023).
In het budget 2024 van Heilige Maria Magdalena Reet werd een gemeentelijke toelage in de exploitatie voorzien van 13.373,40 euro. Dit blijft binnen de grenzen van het meerjarenplan. In het investeringsbudget wordt een gemeentelijke investeringstoelage van 21.000 euro voorzien. Dit blijft niet binnen de grenzen van het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
Overeenkomstig art. 43 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het meerjarenplan van de kerkfabrieken en de wijzigingen ervan onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad;
Overeenkomstig art. 48, 49 en 50 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het budget en de budgetwijziging van de kerkfabrieken onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad, tenzij de gemeentelijke bijdrage opgenomen in het budget of budgetwijziging binnen de grenzen blijft van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan; In dat geval neemt de raad akte van het budget of budgetwijziging;
Het college besluit de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 en het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena Reet voor te leggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad keurt de aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025 van de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena , ingediend via ReligioSoft, af.
De gemeenteraad past het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Maria Magdalena Reet , ingediend via ReligioSoft, aan in overeenstemming met het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
Volgende bedragen worden hierbij ingeschreven:
Omschrijving | Bedrag |
Exploitatietoelage | 13.373,40 |
Investeringstoelage | 0,00 |
Via het softwarepakket ReligioSoft werd het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Familie Vosberg aan het gemeentebestuur overgemaakt.
Het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Familie Vosberg werd nagekeken door de financieel directeur van de gemeente i.k.v. het toezicht.
In het budget 2024 van Heilige Familie Vosberg
wordt een gemeentelijke exploitatietoelage voorzien van 8.020,16 euro. Dit blijft binnen de grenzen van het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
In het investeringsbudget wordt geen gemeentelijke investeringstoelage voorzien. Dit blijft binnen de grenzen van het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
Overeenkomstig art. 43 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het meerjarenplan van de kerkfabrieken en de wijzigingen ervan onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad;
Overeenkomstig art. 48, 49 en 50 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het budget en de budgetwijziging van de kerkfabrieken onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad, tenzij de gemeentelijke bijdrage opgenomen in het budget of budgetwijziging binnen de grenzen blijft van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan; In dat geval neemt de raad akte van het budget of budgetwijziging;
Het college besluit het budget 2024 van de kerkfabriek Heilige Familie Vosberg voor te leggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad neemt akte van het budget 2024 van de kerkfabriek van Heilige Familie Vosberg, ingediend via ReligioSoft.
Via het softwarepakket ReligioSoft werd het budget 2024 van de kerkfabriek Onbevlekt Hart van Maria Reet aan het gemeentebestuur overgemaakt.
Het budget 2024 van de kerkfabriek Onbevlekt Hart van Maria Reet werd nagekeken door de financieel directeur van de gemeente i.k.v. het toezicht.
In het budget 2024 van kerkfabriek Onbevlekt Hart van Maria Reet
wordt een gemeentelijke exploitatietoelage voorzien van 9.251,78 euro. Dit blijft binnen de grenzen van het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
In het investeringsbudget wordt een gemeentelijke investeringstoelage van 6.900 euro voorzien (50% Rumst). Dit blijft binnen de grenzen van het laatst goedgekeurde meerjarenplan.
Overeenkomstig art. 43 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het meerjarenplan van de kerkfabrieken en de wijzigingen ervan onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad;
Overeenkomstig art. 48, 49 en 50 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten is het budget en de budgetwijziging van de kerkfabrieken onderworpen aan de goedkeuring van de gemeenteraad, tenzij de gemeentelijke bijdrage opgenomen in het budget of budgetwijziging binnen de grenzen blijft van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan; In dat geval neemt de raad akte van het budget of budgetwijziging;
Het college besluit het budget 2024 van de kerkfabriek Onbevlekt Hart van Maria Reet voor te leggen aan de gemeenteraad.
De gemeenteraad neemt akte van het budget 2024 van de kerkfabriek van Onbevlekt Hart van Maria Reet, ingediend via ReligioSoft.
Voor een woordelijk verslag wordt verwezen naar de audio-opname.
Schepen Geert Van der Auwera (CD&V) leidt het agendapunt in. Hij verwijst hiervoor ook naar de technische toelichting van de raadscommissie van 19 december 2023. Het scopingsgebied gaat over de terreinen Van Cauwenberg met de bedoeling hier deels een andere bestemming aan te geven en structuur in onder te brengen. Er zijn een drietal belangrijke doelstellingen met de invoering van het RUP. Ten eerste willen we een efficiëntere en duurzame ontwikkeling van het terrein mogelijk maken. Het gaat hier dan om efficiëntere indeling van de kavels en de ontharding van het terrein om de waterhuishouding beter te kunnen regelen. Een tweede doelstelling gaat over de organisatie van de mobiliteit. We willen het zwaar verkeer uit de dorpskernen houden en dit dossier is een van de stapjes in de oplossing daaromtrent. Op het terrein wordt een belangrijke hoofdas voorzien, waarop de verschillende percelen van het terrein kunnen ontsluiten. Een derde doelstelling is de ruimtelijke relatie met de dorpskern herinrichten. Een deel van het terrein wordt hierbij omgevormd door daar een woonproject te voorzien op het lager gelegen gedeelte achter de woningen van de Tuinwijk. Het gedeelte daarboven blijft bestemd voor bedrijvigheid. De talud daartussen kan dienen als een vrij grote buffer. Minimum 40% van het terrein moet groene ruimte zijn. Dit wordt een groene oase die ook doorwaadbaar is en ook voor de mensen van het dorp als een rustplek kan dienen. Als de gemeenteraad het RUP voorlopig vaststelt, kan hiermee in openbaar onderzoek worden gegaan vanaf 1 februari tot 31 maart. De opmerkingen zullen dan worden besproken op de Gecoro en zullen dan een advies overmaken aan de gemeenteraad voor de definitieve vaststelling.
Raadslid Francy Van der Wildt (Vooruit en Groen) stelt dat de ruimtelijke situatie van de zone reeds verschillende legislaturen voorwerp is van bespreking en dat de noodzaak om er ruimtelijk orde op zaken te stellen er altijd geweest is. Mevr. Van der Wildt bevestigt dat haar fractie de noodzaak om via een RUP orde op zaken te stellen onderschrijft, maar dat er mettertijd andere accenten en invullingen zijn voorgesteld, waarmee de fractie niet akkoord kan gaan. Daarom zal de fractie Vooruit en Groen zich bij de stemming onthouden. Mer. Van der Wildt geeft aan dat de ontsluiting van het terrein noodzakelijk is om de dorpskern te ontlasten. Maar als er geen duidelijkheid komt over de verdere afwikkeling van de mobiliteit, vreest mevr. Van der Wildt blijvende of zelfs grotere overlast voor de mensen in de Doelhaagstraat en Kerkhofstraat. Mevr. Van der Wildt betreurt ook dat ODTH niet is opgenomen in het plan in functie van de afwikkeling van de mobiliteit.
De omzetting van een deel van het terrein naar woongebied is voor mevr. Van der Wildt een verkeerd signaal naar de besteding van ruimte en de bescherming van de reeds ontwikkelde woonzones daar in de buurt. De bijkomende woonzone fungeert dan als buffer van de bestaande woonzone naar het bedrijventerrein, waartussen dan nog een buffer. De bewoners in de Hollebeek blijven echter wel verstoken van een vorm van buffer. Mevr. Van der Wildt denkt dat het voor de eigenaar van het terrein aantrekkelijker is om een woonproject te organiseren i.p.v. een groenzone wat beter op zijn plaats zou geweest zijn en de woonzones beter had kunnen beschermen. De eigenaar had dit immers vroeger als voorwaarde gesteld en wordt nu op zijn wenken bediend. Mevr. Van der Wildt wijst ook op de tegengestelde visie van provinciebestuur die in zijn ruimtelijke visie vraagt om bedrijvenzones zoveel mogelijk te behouden en vraagt zich af welke impact dit zal hebben in het verdere goedkeuringsproces.
De fractie Vooruit en Groen wil nog wijzen op 2 aspecten in de woonprojectzone. De mobiliteit en druk van het autoverkeer bij de ontsluiting op de Tuinwijk zal moeten bekeken worden. Anderzijds vraagt de fractie om de verplichting in te bouwen dat de ontwikkelaar betaalbare sociale woongelegenheden voorziet. De gemeente heeft immers nog een achterstand in het behalen van het bindend sociaal objectief.
Schepen Van der Auwera reageert dat in dit RUP een weg voorzien wordt om structuur te brengen in het terrein en die noodzakelijk is om het terrein te kunnen ontsluiten naar het hoger gelegen wegennet. Dit is slechts een stapje in het hele traject dat nog moet worden afgelegd. De schepen bevestigt ook dat ODTH doelbewust niet is meegenomen in het dossier om zo de kans op slagen te vergroten. Het RUP doet geen uitspraken over de mobiliteitsafwikkeling. Dat komt later. De schepen geeft ook aan de keuze voor een woonproject i.p.v. een groenzone het gevolg is van een economische realiteit. Het werkt kernversterkend op voorwaarde als het gaat om wonen in een groene omgeving.
IGEAN bezorgde het gemeentebestuur het ontwerp van het ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) 'Stuyvenberg'.
De gemeenteraad stelt het ontwerp RUP voorlopig vast waarna een openbaar onderzoek wordt georganiseerd.
Inhoud van het RUP
Het bedrijventerrein Stuyvenberg is volop in transitie na de stopzetting van bedrijfsactiviteiten met een aanzienlijke oppervlakte. Er ontstaat een unieke opportuniteit om de inrichting van het bedrijventerrein voor de komende jaren vorm te geven.
De voornaamste doelstellingen van het RUP zijn:
1. Efficiënte en duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein Stuyvenberg
2. De dorpskern van Rumst vrijwaren van vrachtverkeer
3. De ruimtelijke relatie met de dorpskern van Rumst herinrichten.
De begrenzing van het RUP wordt afgestemd op de vermelde doelstellingen.
Om het terrein efficiënt te herontwikkelen wordt een interne ontsluitingsweg voorzien, tussen de Doelhaagstraat en de rotonde van de Hollebeekstraat. Rond deze weg wordt het terrein heringericht op maat van de toekomstige bedrijven. Door de ontsluiting naar een interne weg te richten worden de private doorsteken tussen de woonzones gevrijwaard van vrachtverkeer. Het RUP Stuyvenberg zorgt daarmee ook voor een nieuwe lokale schakel in de complexe planprocessen omtrent de gekende regionale problematieken van vrachtverkeer en bedrijvigheid. Het RUP doet bewust geen uitspraken over de mogelijke alternatieven voor de ontsluiting van het vrachtverkeer naar de E19. Gronden die betrokken zijn in de verkenning van mogelijke ontsluitingstracés worden uit het RUP gelaten om geen opties te hypothekeren.
Bij de herinrichting van het bedrijventerrein wordt maximaal ingezet op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit omvat onder meer: ontharding, efficiënt ruimtegebruik, buffering aan de randen van het bedrijventerrein, beeldkwaliteit, weren van hinderlijke en van sterk mobiliteitsgenererende activiteiten.
Het zuidelijke, lager gelegen, deel van gebied dat in het gewestplan is bestemd als KMO-zone en aansluit bij de woningen in de Tuinwijk, wordt herbestemd tot woonprojectzone. Door de herbestemming kan de buffering tussen het bedrijventerrein en het woongebied beter worden georganiseerd. Het RUP omvat voorschriften om dit woonproject kwaliteitsvol te ontwikkelen: dichtheid van 35 woningen/ha, 40% van de totale oppervlakte van de projectzone moet als publieke groenruimte worden aangelegd, één ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer maar fijnmazig netwerk voor voetgangers en fietsers.
De aansluitende bestaande bebouwingsrijen langs de Hollebeekstraat, Tuinwijk en Doelhaagstraat worden bestemd als woongebieden. Er wordt een onderscheid gemaakt qua stedenbouwkundige voorschriften in verschillende deelzones op basis van de bestaande toestand en de toepasselijke ontwikkelingsperspectieven die in de beleidsmatig gewenste ontwikkelingsvisie wonen (BGO Wonen) zijn vooropgesteld.
Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
Het RUP geeft uitvoering aan de bindende bepaling 3.1 'RUP Stuyvenberg' van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Het RUP is gesitueerd in de deelruimte 'Baksteenlandschap' waarvoor richtinggevend volgende bepalende in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn opgenomen voor KMO-zone Stuyvenberg:
Deze visie werdt uitgewerkt in de planopties, bestemmingen en voorschriften van het RUP Stuyvenberg.
Waterparagraaf
Er bestaat een middelgrote kans op overstromingen door neerslag in verschillende delen van het plangebied: in de gehele Tuinwijk en in de achtertuinen van de Hollebeekstraat, alsook in de noordelijke delen van het bedrijventerrein. Verspreid over het bedrijventerrein zijn er nog verschillende plaatsen met een kleine overstromingskans, onder andere langs de Doelhaagstraat. Het plangebied is niet overstromingsgevoelig vanuit waterlopen of de zee. Het plangebied ligt volledig op infiltratiegevoelige bodems, met uitzondering van de zuidwestelijke randen met woningen. De gronden binnen het plangebied zijn matig gevoelig voor grondwaterstroming. De zuidoostelijke randen zijn zeer gevoelig voor grondwaterstroming.
Evalutie van het RUP:
Voor alle ontwikkelingen in het RUP blijven de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening 'hemelwater' onverminderd van kracht.
Conclusie:
Het RUP heeft geen significant negatieve impact op het watersysteem, veeleer een positief effect.
Plan-MER
Het RUP is dus niet plan-MER-plichtig van rechtswege. Het valt echter wel onder het toepassingsgebied van het DABM. Er moet derhalve onderzocht worden of er geen aanzienlijke milieueffecten zijn ten gevolge van het RUP. Dit onderzoek (= milieuscreening) is te vinden in de toelichtingsnota. Er wordt geoordeeld dat geen significante negatieve effecten te verwachten zijn. Er kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat de effecten van het voorliggend plan op de verschillende ontvangende milieusystemen en op de gezondheid van de mens eerder positief zullen zijn.
Het Team Omgevingseffecten van de Vlaamse overheid oordeelde op 03/05/2023 op basis van de MER-screening, adviezen en inspraakreacties dat er geen plan-MER moet worden opgesteld voor voorliggend RUP.
Ruimtelijke veiligheidsrapportage
Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (sevesobedrijven) worden niet toegelaten in het bedrijventerrein volgens de voorschriften van het RUP. Er bevinden zich één bestaand Seveso-inrichting op een afstand van minder dan 2 km van het plangebied.
Het Team Externe Veiligheid van de Vlaamse overheid bevestigd in hun advies van 09/06/2023 dat er geen aanzienlijke effecten verwacht worden op het vlak van de externe veiligheid en beslist daarom dat bij het RUP Stuyvenberg geen ruimtelijk veiligheidsrapport moet opgemaakt worden.
Realisatie van het plan
Om het resterend deel van de interne ontsluitingsweg in het bedrijventerrein te kunnen realiseren wordt een rooilijn- en onteigeningsprocedure voorzien. Ook dienen bestaande gemeentewegen die in de Atlas der buurtwegen zijn vastgelegd doorheen het plangebied - maar in de feiten niet meer bestaan en verdere (her)ontwikkeling van een deel van het bedrijventerrein hypothekeren - te worden opgeheven door middel van een rooilijnprocedure overeenkomstig het decreet gemeentewegen. Echter de rooilijn- en onteigeningsprocedure in het plangebied van dit RUP worden gevoerd via een aparte procedure. De rooilijnplannen en het bijhorend onteigeningsplan voor de interne ontsluitingsweg en bijhorende projectstudie maken bijgevolg geen deel uit van deze procedure tot vaststelling van het RUP.
De verdere realisatie van het plan vormt het onderwerp van private initiatieven.
Het RUP is voorbereid door een planteam met vertegenwoordiging uit de gemeentelijke diensten, het college van burgemeester en schepenen en de ruimtelijk planner van Igean. Het proces is beschreven in de procesnota die bij het RUP is gevoegd.
Een RUP-proces omvat volgende stappen:
Het voorontwerp RUP werd aan de bevoegde adviesinstanties voorgelegd waarbij ten laatste op 30/06/2023 tijdens de plenaire vergadering advies kon uitgebracht worden.
De resultaten van de adviesronde en de plenaire vergadering werden verwerkt tot een ontwerp RUP dat nu aan de gemeenteraad voor voorlopige vaststelling wordt voorgelegd.
Als bijlage zijn volgende stukken toegevoegd:
Na de voorlopige vaststelling van het RUP zal het ontwerp verzonden worden naar de deputatie, het departement en de Vlaamse regering. Het college organiseert een openbaar onderzoek dat 60 dagen duurt waarbij een informatiemoment wordt georganiseerd voor het publiek.
Het college legt het ontwerp RUP Stuyvenberg voor voorlopige vaststelling voor aan de Gemeenteraad.
Na de voorlopige vaststelling organiseert het college een openbaar onderzoek van 1 februari tot en met 31 maart 2024.
De gemeenteraad neemt kennis van de uitgebrachte adviezen en het verslag van de plenaire vergadering van 30 juni 2023.
De gemeenteraad neemt kennis van het ontwerp RUP Stuyvenberg en stelt het ontwerp RUP voorlopig vast.
Voor een woordelijk verslag wordt verwezen naar de audio-opname.
Schepen Raf De Schepper (CD&V) leidt het agendapunt in en verwijst naar de raadscommissie van 30 november 2023. Daar werden de 4 lokale duurzaamheidsprojecten door de indieners toegelicht, waarna de jury haar beoordeling in een rapport heeft opgenomen. Dit werd tijdens de raadscommissie besproken. Het college stelt voor om de subsidie te verdelen zoals opgenomen in het jury-verslag.
Raadslid Christine Jacobs bevestigt dat het 4 mooie projecten zijn. Ze geeft aan dat 2 projecten kunnen uitgerold worden over heel de gemeente en vraagt dat het bestuur actie onderneemt om dit effectief te realiseren.
De gemeenteraad keurde op 24/6/2021 het subsidiereglement lokale duurzaamheidsprojecten goed.
De jury werd samengesteld door besluit van college van burgemeester en schepenen van 30/10/2023
Er werden 5 projecten ingediend:
Het college sprak zich uit over de aanvaarding van de dossiers in zitting van 30/10/2023:
Er werden twee dossiers ingediend voor de bestrijding Aziatische Hoornaar (Steven Smeulders en Davy Petit). Het project van Davy Petit is uitgebreider uitgewerkt (samenwerking in een lokale werkgroep, sensibilisatie inwoners, betere technische uitwerking). Na telefonisch contact met Steven Smeulders liet deze weten dat hij akkoord is om samen te werken met de groep van Davy Petit).
De jury beoordeelde de ingediende projecten en formuleerde positief advies over de toekenning van de aangevraagde toelagen zodat de volgende verdeling wordt voorgesteld:
Eigen middelen (25%) | Subsidie door gemeente (75%) | |
Aziatische Hoornaar | 2.182,5 euro | 6.547,5 euro |
Duurzaam watersysteem | 3.604,45 euro + 203,6 euro | 10.000 euro |
Groene Oase | 8.250 euro | 10.000 euro |
Terhagen groeit en bloeit | 843,75 euro | 2.531,25 euro |
Totaal | 14.880,7 euro | 29,078,75 euro |
De Jury geeft volgende aandachtspunten mee bij de verschillende projecten:
Het college neemt kennis van het advies van de jury en stelt voor aan de gemeenteraad om zich hierbij aan te sluiten.
De raad neemt kennis van het advies van de jury en beslist, na bespreking in de raadscommissie 5, om zich hierbij aan te sluiten.
2021_GR_00143 - Subsidiereglement lokale duurzaamheidsprojecten - Goedkeuring (Gemeenteraad)
het college stelt de gemeenteraad voor om de verdeling van de subsidies zoals voorgesteld in het verslag van de jury goed te keuren
de raad geeft goedkeuring tot het verlenen van volgende subsidies aan volgende projecten:
Project | Eigen middelen (25%) | Subsidie door gemeente (75%) |
Aziatische Hoornaar | 2.182,5 euro | 6.547,5 euro |
Duurzaam watersysteem | 3.604,45 euro + 203,6 euro | 10.000 euro |
Groene Oase | 8.250 euro | 10.000 euro |
Terhagen groeit en bloeit | 843,75 euro | 2.531,25 euro |
Totaal | 14.880,7 euro | 29,078,75 euro |
de volgende aandachtspunten worden meegegeven als aandachtspunt bij de realisatie van de projecten:
Voor een woordelijk verslag wordt verwezen naar de audio-opname.
Raadslid Francy Van der Wildt (Vooruit en Groen) beaamt dat het om een fantastisch project gaat. Ze stelt zich vragen over de toegankelijkheid. De toegang is een enorm steile trap en eigenlijk het voorbeeld van hoe het niet zou moeten zijn.
Schepen Marleen De Bruyn (CD&V) bevestigt dit, maar ziet niet onmiddellijk een oplossing.
Raadslid Bart Peeters (Vooruit en Groen) suggereert een traplift.
Waarop schepen De Bruyn opmerkt dat het gebouw geen eigendom is van de gemeente.
Schepen Raf De Schepper (CD&V) doet het voorstel om in het kader van de lokale duurzaamheidsinitiatieven aan de eigenaar te vragen een innovatief project in te dienen.
Gemiddeld kost een filmvoorstelling aan gemeente Rumst ongeveer € 300, exclusief de personeelsinzet.
De dienst Vrije Tijd stelt voor om voor seizoen 2023-2024 en 2024-2025 een samenwerking aan te gaan met vzw Roxy Palace. Hiermee gaan we in op de vraag van vzw Roxy Palace voor ondersteuning op vlak van communicatie en ticketing voor hun filmvoorstellingen. Hiervoor kunnen we de gemeentelijke communicatiekanalen inzetten en de ticketverkoop organiseren.
Dit kan onder volgende voorwaarden:
We voorzien een evaluatiemoment in de zomer van 2025 met het oog op een eventuele verderzetting.
de samenwerkingsovereenkomst voor het seizoen 2023 - 2024 en 2024 - 2025 goed te keuren.
Voor een woordelijk verslag wordt verwezen naar de audio-opname.
Schepen Raf De Schepper (CD&V) leidt het punt in en verwijst ook naar de raadscommissie van 30 november 2023. Ook op dit vlak werden 4 projecten ingediend en gedreven door de indieners op de raadscommissie toegelicht. Daarna volgde een evaluatieverslag van de jury met een voorstel van betoelaging. De commissie was het voorstel van de jury genegen en was akkoord om het beschikbare bedrag van 14.000 euro volgens het voorstel van de jury te verdelen over de 4 projecten.
Beoordeling en voorstel jury:
Project Vale Viver VZW | 3500 |
Togo Debout – werkgroep Maison Béthanie | 3500 |
Project Thamer voor vrede - Irak | 3500 Dit project komt volgens de jury ook in aanmerking voor een subsidie bij pidpa) |
ABM Asociation België Madagascar | 3375 |
Alle aanvragen voldeden aan de voorwaarden en het advies van de jury kan gevolgd worden.
In bijlage het verslag van de jury.
De wet van 14 november 1983 betreffende de toekenning en de aanwending van sommige toelagen.
Decreet lokaal bestuur
Het college van burgemeester en schepenen aanvaardt de volgende kandidaturen:
De gemeenteraad beslist om op basis van het juryverslag , de verdeling van het budget als volgt goed te keuren:
Project Vale Viver VZW | €3500 | BE90 7360 7651 0432
|
Togo Debout – werkgroep Maison Béthanie | €3500 | BE03 7895 7887 3584 |
Project Thamer voor vrede - Irak | €3500 | BE78 3771 1253 4686 |
ABM Asociation België Madagascar | €3375 | BE05 0682 1819 6675 |
De indieners van de projecten op de hoogte te brengen van hun verkregen subsidie en de feedback van de jury over hun ingediende project. De dienst Vrije Tijd zet de nodige stappen om de projecten die in aanmerkingen komen voor Hidroplus in te dienen.
Voor een woordelijke weergave van de bespreking wordt verwezen naar de audio-opname.
Raadslid Dieter Wijckmans (NV-A) leidt de interpellatie in.
Schepen Geert Van der Auwera (CD&V) bevestigt dat het bestuur wel degelijk de kredieten voor geluidsschermen in het meerjarenplan had ingeschreven. De schepen geeft aan dat het Vlaams Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) de normen heeft gewijzigd, waardoor het bestuur niet meer in aanmerking komt voor een subsidiedossier. Het bestuur blijft echter niet bij de pakken zitten. Er is immers een alternatieve werkwijze. In het kader van het decreet basisbereikbaarheid en het uitvoeringsbesluit projectmethodologie heeft het college van burgemeester en schepenen beslist om een raadsman aan te stellen om het bestuur hier juridisch in te begeleiden.
Burgemeester Jurgen Callaerts (NV-A) vindt het betreurenswaardig dat er nu het gevoel leeft dat AWV het bestuur een aantal jaren heeft bezig gehouden om dan vast te stellen dat de schermen niet worden geplaatst. AWV heeft ook nooit de procedure geschetst die in dit dossier moest worden gevolgd. Recent werd hierover nog een parlementaire vraag gesteld en hier ook heeft de minister niet gesteld welke procedure moet worden gevolgd. We laten ons nu juridisch begeleiden om vervolgens de charge te kunnen inzetten. Het college blijft erbij dat men zich hier baseert op interne richtlijnen die niet in verhouding staan met de Vlarem-wetgeving en de decreten die ook de Vlaamse overheid moet respecteren.
Raadslid Ilse Moons (CD&V) vraagt dat men zich dan niet enkel concentreert op de wijk Hof te Eiken, maar dat men dan ook kijkt naar de andere kant van de autostrade, nl. de Netestraat en heel de wijk errond, Vosberg en Lazernij waar de hinder even groot is en vaak nog meer omwille van de westen-, noordwesten- en zuidwestenwind.
Geachte leden van het bestuur,
Naar aanleiding van berichtgeving (AWV bezorgt gemeente en wijk Hof Ten Eiken koude douche: geen geluidsschermen aan op- en afrit E19 (Rumst) | Het Nieuwsblad) in verschillende media in juni ivm status van het aanbrengen van geluidswerende maatregelen op E19 ter hoogte van Hof ten Eiken ,had ik graag meer info gewenst over de volgende te nemen stappen en/of procedure bij agentschap wegen en verkeer.
Het blijkt dat we in 2024 niet zullen kunnen starten met de werken hieromtrent maar graag een overzicht van de acties die de gemeente op korte en middenlange termijn zal ondernemen om dit dossier op te volgen en te laten evolueren. Voor de inwoners van Hof Ten Eiken blijft dit een dossier dat een zeer grote impact op de leefkwaliteit heeft op een steeds verjongende wijk.
Alvast bedankt voor uw overzicht en de opvolging hieromtrent.
Volgens het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad kunnen raadsleden mondelinge vragen stellen aan de leden van het college van burgemeester en schepenen.
Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het feit dat er geen mondelinge vragen zijn.
Naar aanleiding van een anonieme klacht van een aantal inwoners van Rumst die wij via het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvingen op 28 september 2023, werd de klachtenprocedure geactiveerd en werd een onderzoek gestart door de klachtenbehandelaar van het lokaal bestuur Rumst.
De klacht werden als volgt omschreven door de klager:
- klacht over de werking van een lokaal bestuur ivm de "knip" van een straat in een woonwijk in het voorjaar van 2023
Het onderzoek werd gevoerd en afgerond door de klachtenbehandelaar van het lokaal bestuur Rumst, die op 13 november 2023 het antwoord en alle nodige bijhorende communicatie en documenten heeft overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur dient het antwoord aan de klager te bezorgen en een kopie hiervan aan het lokaal bestuur Rumst over te maken om ter kennis te brengen op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad.
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.
Artikel 333, tweede lid decreet over het lokaal bestuur
neemt kennis van de anonieme klacht via het Vlaams Agentschap Binnenlands bestuur en het antwoord hierop ontvangen op 05.12.2023.