Het belastingreglement op de uitbating van openlucht recreatieve terreinen werd goedgekeurd voor een termijn eindigend op 31 december 2023, en dient hernieuwd te worden.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Het inrichten van een terrein zoals bedoeld in artikel 3, 1° van het decreet van 5 februari 2016 betreffende het toeristisch logies heeft een impact op de directe omgeving. Indien bovendien deze plaats voor een langere periode wordt geëxploiteerd, wordt die impact nog groter, zeker indien het gaat om een grote oppervlakte en/of de plaats veel tijdelijke bewoners telt.
Het gaat onder meer om een impact op:
De mobiliteit van de inwoners en een vlot doorgaand verkeer, inclusief impact op de verkeersveiligheid;
Het leefmilieu, meer bepaald afval en geluidsoverlast, eventueel ook een impact ten gevolge van landschappelijke aanpassingen;
De inzet van gemeentepersoneel, onder meer de dienst omgevingsvergunningen, de uitvoerende technische dienst (o.a. voor de openbare reinheid), de communicatiedienst, diensten voor veiligheidsorganisatie;
Door het heffen van een belasting op de uitbating van openlucht recreatieve verblijven kan een doordacht beleid gevoerd worden waarbij de nodige aandacht kan geschonken worden aan flankerende maatregelen;
Indien de openlucht recreatieve verblijven over een langere periode dan zeven opeenvolgende dagen wordt uitgebaat, is het billijk een hoger tarief aan te rekenen. Een langere periode vergt immers meer inzet van personeel inzake opvolging mobiliteit, opvolging van de omgevingsvergunning, meer inzet inzake verzorgen van de openbare reinheid. Bovendien is de permanentieregeling omvangrijker en is een intensievere bijdrage aan de veiligheidsorganisatie noodzakelijk;
In het belastingreglement voor aanslagjaar 2021 betaalde een uitbater bij een uitbating van minder dan 7 dagen 0,55 euro/m². Bij een uitbating van minstens 2 opeenvolgende weekends, betaalde een uitbater 4,15 euro/m². Omgerekend betekent dit 2,075 euro/m² per week voor een uitbating van 2 weken/weekends. Het is billijker om de eerste uitbatingsperiode van 7 dagen voor elke uitbater gelijk te behandelen, en bij een langere uitbatingsperiode, een hoger tarief aan te rekenen voor die bijkomende periodes. Vooral de tweede uitbatingsweek vraagt een veel hogere inzet van het lokaal bestuur, vanaf de derde uitbatingsweek stijgt de inzet opnieuw minder snel. De nieuwe tarificatie in artikel 4 van onderstaand reglement is budgetneutraal voor uitbatingen van maximum 2 opeenvolgende weekends (dit is de langste periode waarin voorgaande jaren een uitbating was).
Als onderdeel van het financieel beleid werd in het meerjarenplan 2020-2025 voorzien om de tarieven van het onderhavige belastingreglement te indexeren vanaf het aanslagjaar 2023.
Deze indexatie werd voorzien in artikel 5 van het belastingreglement.
Art. 170, §4 van de grondwet;
Art. 40, 41, 56, 286, 287 en 288 van decreet Lokaal bestuur;
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 'Omzendbrief betreffende de gemeentefiscaliteit'
Het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristisch logies
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende toeristische logies
Uniforme codex van gemeentelijke politieverordeningen van 23 oktober 2014 en latere wijzigingen
Er wordt met ingang op 1 januari 2024 en eindigend op 31 december 2025 ten behoeve van de gemeente, een belasting geheven op de uitbating van openlucht recreatieve terreinen.
De belasting wordt geheven ten laste van de uitbaters van een terrein in het kader van een evenement, zoals bedoeld in artikel 3, 1° van het decreet van 5 februari 2016 betreffende het toeristisch logies.
Deze belasting wordt geheven op de oppervlakte van de afgebakende gedeelten van het terrein ingericht als tentenweide of als plaats voor andere mobiele openlucht recreatieve verblijven. In de genoemde oppervlakte zijn niet inbegrepen de oppervlakte van de toegangswegen tot het kampeerterrein en tot de afgebakende tentenweiden of plaatsen voor andere mobiele openlucht recreatieve verblijven, de oppervlakte van de veiligheidswegen, de oppervlakte ingenomen door sanitaire voorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, de oppervlakte van de algemene voorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies en de oppervlakte van de recreatievoorzieningen zoals beschreven in bijlage 6 bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies.
Het bedrag van de verschuldigde belasting wordt als volgt berekend:
Een uitbatingsweek begint op de eerste dag waarop de effectieve uitbating van het openlucht recreatieve terrein start.
De tarieven worden op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van het voorgaande jaar volgens de formule:
(T x IHuidig) / IBasis
Waarbij:
T = Tarief vastgesteld in artikel 4
IHuidig = gezondheidsindex (2013) van de maand december van het voorgaande jaar
IBasis = gezondheidsindex (2013) van de maand april 2022 (nl.119,59)
De uitbaters van de openlucht recreatieve verblijven zijn ertoe gehouden om bij de aanvraag van de vergunning voor de uitbating van de openlucht recreatieve verblijven aan de gemeente Rumst aangifte te doen van de plaats en de oppervlakte van de door hen ter beschikking gestelde terreinen zoals beschreven in artikel 3.
Het model van aangifteformulier zal door het college van burgemeester en schepenen worden vastgesteld.
Een uitbreiding van het terrein moet steeds met een bijkomende aangifte aan de gemeente Rumst worden aangegeven vóór de ingebruikname van de openlucht recreatieve verblijven.
De belasting wordt ingevorderd via een kohier dat uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Bij gebreke van een aangifte, of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte zal het college van Burgemeester en schepenen overgaan tot een ambtshalve inkohiering. Op de volgens dit artikel ingekohierde belasting zal een belastingverhoging worden toegepast als volgt:
10 % bij een eerste overtreding;
40 %, 70 % en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt.
Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200 % van de ambtshalve in te kohieren belasting bedragen.
De vestiging en invordering van deze belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere aanvullingen.
Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden. Het reglement zal worden afgekondigd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 287 van het decreet lokaal bestuur.